Mate van redelijkheid bij interpretatie testament
4½ en 3½ jaar geleden zijn mijn moeder en vader overleden. Ten tijde van hun overlijden woonden er nog 2 broers in huis, die op dat moment al zo'n 7 jaar!! bezig waren met een 2-onder-1-kap huis te bouwen/verbouwen (ander pand dan het pand van mijn ouders). Nu heeft mijn vader in 2007 zijn testament laten veranderen, en daaraan de clausule toegevoegd dat deze 2 broers in het ouderlijk huis mogen blijven wonen, totdat hun eigen huis gereed zou zijn voor bewoning. Inmiddels zijn we dus alweer 3½ jaar verder, en is er aan de te bouwen/verbouwen woningen bijna niet gewerkt, kortom, beide broers vinden het wel prima zo om in het ouderlijk huis te zitten (hypotheek-vrije vrijstaande villa). Beide broers aanspreken op hun gedrag heeft geen nut, ze zeggen alles op alles te zetten om zo snel mogelijk hun eigen huis klaar te hebben, maar als ik dan zie dat er 4 maanden worden besteed aan het onderhoud van een auto, en geen enkele input in het huis, dan heb ik ten zeerste mijn twijfels over hun animo.
De vraag derhalve: kunnen zij zich inderdaad beroepen op de testamentclausule, en onbeperkt in het huis blijven wonen, of mag er ook iets van redelijkheid van hen worden verwacht, zodat het ouderlijk huis verkocht kan gaan worden. Wil een van de andere broers bijv. gaan verbouwen, dat moet er een hypotheek worden afgesloten, terwijl het benodigde geld in het ouderlijk huis zit, maar daar kan niet aangekomen worden ???
Het gaat hier om wat de testateur heeft bedoeld. Daarbij is het testament het uitgangspunt. Het gaat hier nu om de uitleg van hoe het (gratis?) woonrecht is bedoeld.
Waarschijnlijk is de tekst van het testament onduidelijk of voor velerlei uitleg vatbaar. Kom je er onderling niet uit, dan zal een rechter de knoop moeten doorhakken. De rechter zal dat dan doen in de geest van wat de erflater heeft bedoeld.
Zoals gezegd, vormt het testament het uitgangspunt. Wat staat daarin exact vermeld? Een levenslang vruchtgebruik of tot eerder metterwoon vertrek? Of echt een eindlimiet: totdat de in aanbouw zijnde woning betrokken kan worden. Als daar geen einddatum bij vermeld staat, is het natuurlijk niet dat daar misbruik van gemaakt wordt. Moet daar dan een redelijke einddatum aan worden gekoppeld? De erflater zal toch niet een eeuwig vruchtgebruik hebben bedoeld? Dan kon de einddatum van het gereedkomen van de in aanbouw zijnde woning evengoed uit het testament blijven.
En wanneer is een woning in de zin van het testament "bewoonbaar"? Ook daar kun je nog over discussiëren.
Is het gelegateerde vruchtgebruik van het ouderlijke huis al aan die broers geleverd en zo ja, met welke bepalingen erbij? Hoe is dat (recht op) vruchtgebruik destijds gewaardeerd bij de aangifte voor de erfbelasting? Hoe langer dat vruchtgebruik mag duren, des te meer dat waard is. Uit deze aangifte kan mogelijk de bedoeling worden afgeleid.
En verder: wat is er geregeld als deze broers de nooit afgebouwde woning mochten verkopen? Of als die woning teniet gaat, bijvoorbeeld door een uitslaande brand?
De "permanente" bewoning doet ook de waarde van de voormalige ouderlijke woning en de verkoopbaarheid ervan geen goed.
Als je er hier niet samen uit kunt komen, is de enige oplossing de rechter vragen een uitleg te geven aan de bewoordingen van het testament.
@TH Inmiddels zijn we dus alweer 3½ jaar verder, en is er aan de te bouwen/verbouwen woningen bijna niet gewerkt, kortom, beide broers vinden het wel prima zo om in het ouderlijk huis te zitten (hypotheek-vrije vrijstaande villa). Wat is de waarde? De regels zijn veranderd. Wie is executeur? Vraag raad bij een wetswinkel.